Koning David heeft een zware opdracht nagelaten aan alle gelovigen: te zingen dat niets ons ontbreekt (want de Heer is mijn Herder). Slopende ziekte, ernstig geweld, ingrijpende handicaps, pijnlijke gaten in de familiekring, eenzaamheid en mislukking ten spijt: mij ontbreekt niets. Trots of gebrek aan vrijmoedigheid, schadelijke denkpatronen waarmee wijzelf ons leven hinderen, maar: ik heb niets te verlangen. Vergeleken met de Heer die mijn Herder is, heeft dat alles niets te betekenen.
Door de Joden wordt Psalm 23 op een extra moeilijke manier gebruikt. Het lied maakt onderdeel uit van de Tahara, het ritueel waarmee een overledene wordt klaargemaakt voor de begrafenis. Het leven op aarde is voorbij, en over dat afgebroken bestaan moet worden uitgesproken: er mankeerde niets aan. Alle hoop op herstel is weg, en juist dan zegt men: het is volmaakt. Dwars door de pijn om wat had kunnen zijn.
De Tahara begint met het uittrekken van de vuile kleren, net als in Zc 3:4, en het respectvol wassen van het gestorven lichaam. Speciale aandacht gaat daarbij uit naar de handpalmen en de voeten, opdat al het zweet daarvan zorgvuldig wordt afgeveegd.
Na de fysieke reiniging vindt de kern van de Tahara plaats: de spirituele reiniging. Daartoe wordt een ononderbroken stroom van minstens 24 liter water gegoten van het hoofd van de overledene tot aan de voeten. Gereciteerd wordt onder andere Ez 36:25: “Ik zal zuiver water over jullie uitgieten om jullie te reinigen van alles wat onrein is, van jullie afgoden.”
In het vertrouwen dat hierna de overledene volkomen recht staat voor God, kleedt men hem of haar zoals vroeger de priesters: in rein, fijn, wit linnen. Net als in Zc 3:5 begint men daarbij met de hoofdbedekking en vervolgt met de rest van de feestkleding.
Na het plaatsen van het lichaam in de kist, bedekt men de ogen en de mond met scherven van aardewerk. De betekenis van dit oude ritueel is niet meer bekend, maar het doet denken aan Js 45:9. U bent de Formeerder, ik slechts een potscherf. Ik zal niet, kan niet met U twisten over Uw werk.
Tot slot wordt afar, grond uit Israël, gestrooid op ogen, hart en schaamstreek. Ik zal Uw heilige land zien. Het land waarnaar mijn hart heeft verlangd. U zult mijn nageslacht er blijvend doen wonen.
“Ik zal in het huis des HEEREN verblijven tot in lengte van dagen,” zingen dan de nabestaanden voor degene die geen stem meer heeft om te verheffen.